Vrouwen die antidepressiva van het type SSRI slikken hebben vaker baby's met een verstoorde hersenontwikkeling, concludeert een onderzoeker van het Erasmus MC in Rotterdam. Van SSRI's wordt volgens het ziekenhuis vaak onterecht gedacht dat ze veilig zijn. De resultaten van het onderzoek zijn dinsdagochtend gepubliceerd in de Archives of General Psychiatry.
Onderzoeker van de afdeling jeugdpsychiatrie Hanan el Marroun onderzocht achtduizend zwangeren verdeeld in drie groepen. Een groep had geen depressiesymptomen, een groep kampte met ernstige depressiesymptomen en een groep gebruikte SSRI's. Zij ontdekte dat kinderen van vrouwen die SSRI's gebruiken met een kleinere hoofdomvang worden geboren. Dat heeft een waarschijnlijk blijvend negatief effect op de hersenontwikkeling.
Bij de depressieve vrouwen die het medicijn niet slikten groeit het lichaam van het kind langzamer, maar ontwikkelde het hoofd zich normaal. El Marroun wijst erop dat de foetus van nature een mechanisme heeft dat ervoor zorgt dat de opbouw van de hersenen niet wordt verstoord als de omstandigheden minder goed zijn. "Als er bijvoorbeeld een tekort aan voeding of zuurstof is, worden eerst huid en lever aangedaan, zodat de hersenen gespaard blijven.
Dat bij blootstelling aan SSRI's juist de groei van het hoofdje achterblijft en de rest van het lichaampje goed groeit, betekent volgens haar dat SSRI's schadelijk zijn voor het ontwikkelende brein. De inmiddels 5-jarige kinderen van de moeders die SSRI's gebruikten hebben volgens El Marroun ook vaker autistische problemen. Zij wijst erop dat een deel van de vrouwen de medicijnen krijgt als onderhoudstherapie.
"Ze hebben een zware depressie gehad en krijgen dan SSRI's om te voorkomen dat ze opnieuw in een depressie belanden."In het belang van het kind moeten veel van deze vrouwen dat risico volgens haar voor lief nemen. "Maar ik ben geen therapeut. Dit is een kwestie die de patiënt met haar arts moet bespreken."