Volgens het Instituut voor Migratie en Etnische Studies van de UvA beginnen beel kinderen van de tweede generatie Turken en Marokkanen hun schoolloopbaan met een achterstand omdat hun talenten op de basisschool niet worden erkend.
Dat blijkt uit een onderzoek van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam, dat dinsdag naar buiten is gebracht. Voorheen werd dat probleem in de brugklas ondervangen, omdat daar werd bepaald welk niveau het beste bij de leerling past. De afschaffing van dat systeem heeft volgens het IMES geleid tot een "paradoxale situatie", waarbij "honderden miljoenen besteed worden aan achterstandsleerlingen, terwijl gelijkertijd bewezen succesroutes zijn afgeschaft".
Hoogopgeleid
IMES ondervroeg duizend jongeren tussen de 18 en 35 jaar uit de tweede generatie in Rotterdam en Amsterdam en vijfhonderd autochtonen ter controle. Daaruit bleek dat een kwart van de jongeren uit de tweede generatie hoogopgeleid en maatschappelijk succesvol is. Een even zo grote groep heeft een zeer zwakke maatschappelijke positie en blijft op school duidelijk achter, zo concluderen de onderzoekers. Gebrek
Een aanzienlijke groep kansrijke jongeren valt vroegtijdig uit, wegens gebrek aan steun op het voortgezet onderwijs en het mbo. Ook is in hun persoonlijke omgeving onvoldoende steun aanwezig, stellen de onderzoekers. De groep jongeren met leerproblemen is volgens het IMES de grootste uitdaging voor de toekomst.
De onderzoekers pleiten voor een ononderbroken leerlijn waar vmbo en mbo opgaan in een traject. "De moeilijkste leerlingen houden we nu het kortst vast in een schoolse omgeving. Deze structurele fout moet worden hersteld." Met de hoogopgeleide jongeren uit de tweede generatie gaat het goed. "Zij vormen in al hun kenmerken een nieuwe allochtone middenklasse in wording en spelen de rol van voorhoede in hun gemeenschap."