Rotterdam schendt godsdienstvrijheid

algemeen
0
2 jul '04

Rotterdam laat zich meeslepen door het heersende anti-islamisme. Moskeeën zijn hét symbool van de islam. De bouw ervan aan banden leggen gaat regelrecht in tegen de vrijheid van godsdienst. Moslims worden zo gemarginaliseerd.

De gemeente Rotterdam wil een restrictiever beleid voeren ten aanzien van 'de plek, de vorm en de uitstraling van gebedshuizen in het algemeen en moskeeën in het bijzonder'. De gemeente wil niet langer faciliterend, maar sturend optreden.

Als aanleiding voor het nieuwe beleid noemt Rotterdam niet alleen de recente gang van zaken rondom de nieuw te bouwen Essalam-moskee, 'die qua architectuur de verschillen tussen culturen visualiseert en accentueert', maar ook de maatschappelijke discussie over de integratie van islamitische bevolkingsgroepen. 'De verschijningsvorm van moskeegebouwen kan de integratie beperken dan wel bevorderen', zo staat in de recente nota 'Ruimtelijk moskeebeleid'. Het bepleite gebruik van bestaande gebouwen en de voorgestelde beperking van hoge minaretten staan dan ook ten dienste van het integratiebeleid.

Integratie als einddoel is een drogreden. In werkelijkheid maakt Rotterdam een knieval voor het heersende anti-islamisme door de kernaspecten van de islamitische identiteit zoveel mogelijk aan het zicht te willen ontrekken. Zo wil de gemeente met name de ingebruikname van bestaande gebouwen stimuleren, en daarmee dus de nieuwbouw van moskeeën afremmen. Hoewel nieuwbouw niet geheel wordt uitgesloten, wordt voorgesteld de standaardbepaling in het gemeentelijke bestemmingsplan voortaan weg te laten, die een maximale bouwhoogte van circa 35 meter voor religieuze voorzieningen toestaat. De bouw van minaretten wordt dan afhankelijk van een speciale goedkeuringsprocedure. Hiermee wordt de geschiedenis enkele eeuwen teruggedraaid.

Gebedshuizen vormen in de publieke ruimte een belangrijk symbool van de erkende positie van godsdiensten en geloofsrichtingen. Dit geldt zowel voor aanhangers van de betreffende richtingen als voor buitenstaanders. Het was allesbehalve toevallig dat de katholieke gebedshuizen in 17de- en 18de-eeuws protestants Holland alleen werden gedoogd, wanneer zij vrijwel onzichtbaar waren, hetgeen leidde tot de zogenaamde schuilkerken.

Moskeeën in het hedendaagse West-Europa, inclusief Nederland, zijn overwegend gehuisvest in in onbruik geraakte scholen, kerken en bedrijfspanden. De symbolische boodschap die hiervan uitgaat is er vooral een van marginaliteit, armoede en gebrek aan algemene erkenning. Wil men via een gemeentelijk moskeebeleid de integratie bevorderen, dan zou men de (relatief zeldzame) nieuwbouw van moskeeën juist moeten stimuleren in plaats van deze af te remmen. Immers, integratie wordt sneller bereikt wanneer te integreren groepen zich geaccepteerd en gerespecteerd voelen in de nieuwe omgeving. Een beleid van afwijzing bereikt het tegenovergestelde.

Een zo mogelijk nog ernstiger schending van de godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat is dat Rotterdam wil aansturen op de totstandkoming van welzijnsvoorzieningen in de moskee. Ook niet-islamitische wijkbewoners moeten gebruik kunnen maken van het gebouw, bijvoorbeeld in de sfeer van kinderopvang. De gemeente kan haar medewerking afhankelijk maken van de bereidheid van een moskeebestuur om met dergelijke sociaal-culturele voorzieningen in te stemmen. Voor sommige moskeegemeenschappen kunnen gesubsidieerde welzijnsvoorzieningen een welkome versterking zijn van de exploitatie van de moskee. Tegen deze vermenging van belangen van de gemeente en de religieuze gemeenschap in kwestie moet ernstig bezwaar gemaakt worden. Vrijheid van godsdienst betekent primair dat de religieuze betekenis van een moskee, als heilige plaats, wordt geëerbiedigd en dat de gemeenschap zelf kan bepalen hoe ze daaraan gestalte geeft.

Hoewel de Rotterdamse nota zich hoofdzakelijk richt op moskeeën, erkent hij dat de inhoud ook opgaat voor de gebedshuizen van andere religieuze gemeenschappen. Hetzelfde zou moeten gelden voor andere vormen van overheidscontrole op de islam die herhaaldelijk door politici en bestuurders zijn bepleit. Zoals de overheidsbemoeienis met de imamopleiding en de controle op godsdienstlessen aan islamitische scholen. We lijken af stevenen op een nieuwe interpretatie van de godsdienstvrijheid, waarbinnen overheidscontrole een normaal gegeven wordt en gebedshuizen onder staatscontrole tot de serieuze mogelijkheden gaan behoren.

Het wekt verbazing dat niet-islamitische religieuze organisaties totnogtoe zo weinig stelling hebben genomen tegen de voortdurende stroom van voorgestelde maatregelen tot beperking van de godsdienstvrijheid van moslims in Nederland, al was dit slechts uit welbegrepen eigenbelang.

Prof.dr.W. Shadid is hoogleraar Interculturele Communicatie en verbonden aan de universiteiten van Tilburg en Leiden. Prof.dr.P.S. van Koningsveld is hoogleraar islamologie aan de Universiteit Leiden.

Koningsveld, P.S. van, Shadid, W.

Bron: © Trouw

© MAROKKO.NL 2004