De veiligheidsdiensten in het Pakistaanse Baluchistan, dat zaterdag getroffen werd door een bloedige bomaanslag, laten steken vallen uit angst voor hun eigen hachje. Dat heeft de gouverneur van de provincie zondag gezegd. Zulfiqar Magsi zei het falende veiligheids- en inlichtingenapparaat verantwoordelijk te houden voor de 81 merendeels sjiitische doden en meer dan honderdzestig gewonden die bij de aanslag in Quetta vielen.
De ordediensten zouden uit angst voor de wraak van terroristen hun werk verzuimen. Mensenrechtenorganisaties verwijten de Pakistaanse autoriteiten al langer dat zij niet genoeg doen om sjiitische moslims te beschermen. Sjiieten zijn vaak het doelwit van gewelddadige soennieten die hen als ketters zien. De aanslag van zaterdag op een drukke groente- en fruitmarkt in Quetta maakte zoveel slachtoffers omdat op het moment van plegen tientallen vrouwen met hun kinderen de boodschappen voor het avondeten aan het doen waren.
Een bom was in een watertank verborgen en met een tractor de markt opgereden. Eenmaal daar bliezen de terroristen met een afstandsbediening de markt op. Het gros van de slachtoffers was Hazara, een van origine Afghaanse bevolkingsgroep. De staking die de Hazara Democratische Partij na de aanslag afkondigde bracht het openbare leven in Quetta zondagochtend tot stilstand.
De stakers willen zo de laatste eer bewijzen aan de slachtoffers en hun verontwaardiging kenbaar maken over de groeiende rij van hun stam- en geloofsgenoten die aan terreur ten prooi vallen. Boze inwoners van Quetta versperden de weg met brandende autobanden, bekogelden passerend verkeer met stenen en vuurden in de lucht.
De Hazara hielden een vergelijkbaar protest na een aanslag in januari zolang vol tot uiteindelijk de regering in Islamabad ingreep en het stadsbestuur de laan uitstuurde.