Moslima hoeft man geen hand te geven

algemeen
935
14 jul '15
Een moslima van GGD Brabant hoeft mannen geen hand te geven als zij zich daar niet prettig bij voelt.

Dat oordeel heeft het College voor de Rechten van de Mens uitgesproken. Een man diende een klacht in toen hij met zijn zoon en vrouw naar de GGD ging voor een onderzoek. Eenmaal aangekomen kregen zijn zoon en vrouw wel een hand van een moslimmedewerkster maar hij niet. Zij vertelde hem dat zij dat liever niet doet wegens haar geloofsovertuiging. De man voelde zich gediscrimineerd op basis van geslacht. 

Hij meent dat iedereen algemene fatsoensnormen moet naleven. De GGD schaarde zich direct achter haar medewerker en stelde dat het hier gaat om een 'botsing van grondrechten. In dit geval: het belang van de medewerkster voor dat van de man. 

Oordeel Hoewel het College zegt dat het geven van een hand in Nederland zeer gebruikelijk is zijn er ook groepen in de Nederlandse samenleving waar dat niet voor geldt. Het College is van mening dat iemand ook respectvol begroet kan worden zonder dat hij of zij een hand krijgt. 

In dit geval stond de GGD voor een dilemma. Door de medewerkster toe te staan dat zij alleen mannen geen hand geeft, wordt de man gediscrimineerd op grond van zijn geslacht. Maar als de GGD de medewerkster verplicht om mannen een hand te geven, discrimineert de GGD haar op grond van haar godsdienst. De medewerkster zou dan immers bij haar werk begroetingsvormen in acht moeten nemen die in strijd zijn met haar geloofsovertuiging, of zij zou niet in aanmerking komen voor de functie. 

Er is dus sprake van een botsing van grondrechten. Als er sprake is van botsing van twee grondrechten, kan niet op voorhand worden gezegd dat het ene recht zwaarder weegt dan het andere. Welk recht zwaarder weegt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het College oordeelt dat in deze zaak het recht van de medewerksters om niet te worden gediscrimineerd op grond van haar godsdienst zwaarder weegt dan het recht van de man om niet gediscrimineerd te worden op grond van zijn geslacht. 

Het College weegt hierbij mee dat de GGD aan de man geen dienst heeft geweigerd. Ook was er ruimte voor uitleg van de manier van begroeten: de medewerkster heeft de man kunnen vertellen waarom zij geen handen schudt met mannen. Daarnaast weegt mee dat een andere beslissing van de GGD ertoe zou hebben geleid dat de medewerkster ofwel in strijd met haar geloofsovertuiging zou hebben moeten handelen, ofwel uitgesloten zou zijn van deze baan. 

Tot slot is in de Dienstenrichtlijn bepaald dat bij het verbod van discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten de godsdienstvrijheid wordt geëerbiedigd.

© Redactie 2015
moslima
ggd
islam
hand
ggd brabant
Log in met je MNL-ID
| wachtwoord vergeten?